1940: De NV vraagt bij de gemeente Ermelo bouwvergunning aan voor een nieuw houten huis met rieten dak tegenover Malpertuis aan de Selindelaan. De gemeente geeft juni 1940 toestemming, maar het komt niet meer tot uitvoering van de plannen, omdat Nederland inmiddels een bezet land is.
1941: J.H. Perk wordt aangetrokken om te adviseren bij de exploitatie van Nieuw Groevenbeek
1942: Barend Mosterd wordt als opzichter opgevolgd door W. Geytenbeek
Bosbeheer in de oorlogsjaren
De oorlogsjaren hebben een grote invloed op de bosexploitatie en later ook de bewoning van de huizen. Staatsbosbeheer vordert vanaf 1941 hout op Groevenbeek. Er worden percelen bos gekapt en het hout wordt verkocht aan handelaren die door het Rijksbureau voor Hout zijn aangewezen. In 1944 en 1945 wordt er aan particulieren, meest boeren, hout verkocht in ruil voor goederen, die de NV doorverkoopt aan de bewoners van Groevenbeek. Stobben langs de Selindelaan worden via Staatsbosbeheer verkocht aan de Ermelose bakkers. Grote stukken bos worden herbeplant uit eigen kweek door bewoners van Groevenbeek. In de jaren 1943 tot en met 1945 maakt de NV door houtverkoop zelfs winst (7214,60 gulden) wat gebruikt wordt om de verliezen in eerdere jaren te compenseren.
Huizen in de oorlogsjaren
De huizen die tot de NV behoren worden tot 1943 zoals ieder jaar verhuurd aan familie en externe huurders. Het Grote Huis en de Hoogte werden tot 1943 door familie gehuurd (respectievelijk de familie Vos-Mees en Van Leeuwen). Vanaf 1943 zijn deze twee huizen permanent bewoond geweest door huurders en geëvacueerden in steeds wisselende samenstelling. Op de Hoogte zat de familie Enthoven ondergedoken van 1943 – 1946. Een brief uit 1945 van de heer Enthoven en een opstel van de toen 11-jarige Adine geven een indruk van de oorlogsjaren en de bevrijding. In de Hut verblijven mevrouw Vos-Sillevis met haar zoon Floor. Het Melkhuisje wordt bewoond door een familie uit Putten die na de vergelding van de Duitsers door brand hun huis waren kwijtgeraakt. Wildebosch moet op last van de B.A.R.A. (rijksBureau Afvoer Regerings Apparaat) worden afgestaan aan een ambtenaar van de Rijkspolitie die het huis samen met zijn zuster en gezin heeft bewoond. De notulen vermelden de inslag van twee kleine bommen in nabijheid van het huis met lichte schade tot gevolg. De herinneringen van evacué Petra Kunst-Mol geven een beeld van de laatste oorlogsjaren op Wildebosch. Vingerhoed zonder Vingerdeel is verhuurd aan de uit Den Haag geëvacueerde Van Eeden. 1905 wordt in 1943 voor 4500 gulden teruggekocht van de familie de Graaff en ter beschikking gesteld aan opzichter Geytenbeek. De Arbeiderswoning wordt bewoond door de familie Mosterd. Malpertuis werd tot 1943 verhuurd aan de familie Van Wezel, waarna mevrouw Vos-Mees het huis ging gebruiken. Bloeimaand aan de familie van de Bilt.
De Zwaluw en de Meerle waren verkocht en behoorde niet meer tot het bezit van de NV: In de Zwaluw woont Angelica van Hest en de huurder Bob Reijers. In de oorlogsjaren zijn er één en soms meerdere onderduikers. Bob Reijers sluit zich aan bij het verzet. Als radioamateur kon hij zijn eigen radio maken en legde hij vanaf de watertoren van Oud Groevenbeek contact met het Engelse leger. Het was zijn taak om neergeschoten piloten weer naar een veilig adres te laten brengen. In De Meerle woont mevrouw Kalkhoven met zoontje en een onderduiker.
Wildebosch in 1944. Met van links naar rechts: Jac Al, Lien Al Overbeeke, Jo Al, Annie de Vos, Pietertje de Vos Overbeeke. Zittend Jaap van Rijn en Jaap Al.
1944: De omstandigheden worden steeds moeilijker maar het is niet alleen kommer en kwel. Lydie van Leeuwen – de Graeff schrijft in juli 1944: “Gisterenavond, lach niet, een dansavond in de schuur van Harmen. Boudewijn van der Bilt werkt hier als knecht en gaf een afscheidsfeest aan alle menschen hier. Tante Stans, Juf en ik als chaperonnes en verder dansten allen met iedereen. Beppo, Floor Vos en de Enthovens met de meisjes van tante Stans en de boerenknecht. Ook Grietje en onze Ali en Ingrid en bewoners van het triplexhuisje. Tot over 11. Harmen en Jans genoten van de onbekende gramofoonklanken, allerdwaast geheel. Jacob en Klaasje zouden het niet zo gewaardeerd hebben!!”
Van oktober 1944 tot juli 1945 is er geen elektriciteit meer wat problemen geeft bij de watervoorziening en radio-ontvangst. Vanaf oktober 1944 was het voor de directeur P. Vos niet meer mogelijk naar Utrecht terug te keren en heeft hij met zijn vrouw en steeds wisselende ‘gasten’ de winter op Groevenbeek doorgebracht. In de hongerwinter was er beperkt voedsel, maar geen sprake van echte honger (zie herinneringen Enthoven). Geurts had aardappels geplant voor de families Vos en Van Leeuwen.
Op 1 oktober 1944 wordt door Duitse bezetters een razzia uitgevoerd, waarbij het grootste deel van de mannelijke beroepsbevolking van Putten werd afgevoerd naar diverse concentratiekampen. Groevenbeek ligt grotendeels op grondgebied van Ermelo en ontsprong grotendeels de dans. De heer Reijers, onderduiker op de Zwaluw verborg zich in de bietenvelden toen de Duitsers de watertoren op Oud Groevenbeek doorzochten. Hans Overbeeke een evacué op Wildebosch had minder geluk, hij fietste recht in de handen van de Duisters en werd afgevoerd naar concentratiekamp Ladelund. Veel Puttenaren weten zich in de Groevenbeekse bossen te verstoppen; “het aantal drijfjachten op mannen was legio. Ons landgoed kon telkens schuilplaats verleenen in het jong opgaand bosch”.
De familie Enthoven voor De Hoogte in 1945. Voorste rij van links naar rechts: moeder Enthoven, Adine, Marius en Hans. Daarachter een Canadese militair en vader Enthoven.
1945: De directieauto van P. Jongeneel die in de Schaapskooi was verstopt, dreigde in beslag te worden genomen, “evenwel door geheime manipulaties toch behouden gebleven, althans niet in het bezit gekomen van de Reuter-bende”. Groevenbeek wordt op 18 april bevrijd door de Canadezen. Op die dag zitten er nog vijf Duitsers verschanst in de boerderij. De Canadezen dreigden de boerderij in brand te steken, maar de heer Enthoven sprak vloeiend Duits en wist de Duitse soldaten te overtuigen zich over te geven.
1946: Harmen Geurts begint een fietsenzaak in Putten en wordt opgevolgd door H. van de Langemheen. Hij is net getrouwd en woont nog een half jaar samen met het gezin Geurts en drie kinderen op de boerderij. Aan de boerderij wordt een gierkelder gebouwd. De heer Geytenbeek gaat terug naar Soesterberg. In de heer J. F. Beckman, gepensioneerd luitenant-kolonel der genie wordt een opvolger gevonden die toezicht zal houden als onbezoldigd veldwachter. Hij gaat met vrouw en zoon John in het huis 1905 wonen.
De Hoogte wordt ingrijpend verbouwd. De heer en mevrouw van Leeuwen – Vos verlaten Utrecht en gaan permanent op Groevenbeek wonen. Het Melkhuisje wordt verbouwd en in eerste instantie aan familie verhuurd.
1947: de Meerle kan voor 3.778,75 gulden worden teruggekocht. De huizen Wildebosch, Bloeimaand en het Melkhuisje worden door de gemeente Ermelo vanwege de grote woningnood gevorderd. De eerste twee worden door twee gezinnen betrokken en het Melkhuisje door één gezin.
1949: Sinds 1943 was het niet meer mogelijk geweest om met de NV op Groevenbeek te vergaderen. In 1949 is dit weer voor het eerst mogelijk. Na hevig protest van de NV wordt ook Variëtas, “de laatste vrije burcht”, gevorderd. Het huis wordt door twee gezinnen bewoond.