De geschiedenis van Groevenbeek tot en met het midden van de 19e eeuw is uitgebreid onderzocht en gedocumenteerd door Hans van Dijk in het artikel: “Groevenbeek; Van leengoed naar landgoed”. Leengoed wil zeggen dat Groevenbeek in bezit was van een leenman die het beheer uitbesteedde aan een leenman. In dit artikel is vermeld dat de naam Grobbenbeek voor het eerst in 1431 is geregistreerd.
De naam van de hofstede Grobbenbeeck komt al voor op een kaart in de Brusselse Atlas (1573) van Christiaan Grooten. Hoewel deze kaart niet niet exact is te interpreteren is mooi te zien hoe een, nog niet tot de stuwwal reikende beek ten noorden van Grobbenbeeck en Nulden in de Zuiderzee uitmondt.
Het oudste bekende gegeven is echter een uit 1556 daterende akte waarin Koning Philips van Castilië de kelner van Putten, Johan van Venloe, het recht verleent om bij het leengoed Grobbenbeecke een watermolen te vervangen door een windmolen.
Circa 1660 ontstaat er behoefte aan (extra) waterkracht. De beek wordt dan doorgetrokken tot aan de stuwwal. De molen op Groevenbeek (soms ook Telgtermolen genoemd) werd gebouwd in 1661 in opdracht van Hendrik van Essen tot Helbergen van Vanenburg. Van Essen, vermogend man en in 1650 landdrost van de Veluwe, was eigenaar en had recht op het water. De van Essens zijn ruim 100 jaar eigenaar geweest.
De meest zuidelijke grotere spreng (achter ‘ De Chinese Muur’) dateert uit de eerste helft van de 19e eeuw.
In 1880 werd de molen, volgens een aankondiging in het Overveluwsch Weekblad, verkocht, waarna de molen verdween. Momenteel is de molenplaats nog wel goed herkenbaar door de bakstenen beekgoot en het verval.